Volgers

donderdag 16 juni 2011

Pieve di Tremosine

maandag 6 juni
Rond acht uur kruip ik achter de gebreide broek vandaan en stort me op m'n dooie gemak het dagelijkse ritueel. Ik lees de VN van 16 en 23 oktober 2010. Leuk om even terug te kijken en heel verbazingwekkend waarom ik thuis maar geen tijd kan vinden, om er rustig voor te gaan zitten. Als mijn toegewijde echtgenote tot de werkelijkheid is teruggekeerd, gewassen is en gegeten heeft, komt ze met het plan waar ze me al voorzichtig op heeft voorbereid. We gaan naar Pieve di Tremosine. 'Het is wel hoog, maar het is een goede weg', probeert ze me gerust te stellen. Bij zo'n opmerking gaan bij mij het blauwe zwaailicht draaien en de sirene aan. Maar moeders wil is wet en dus gaan we op weg. We doorkruisen al eerder bezochte plaatsjes en plaatsen, totdat de weg steeds meer de bergen invoert en de wegen steeds smaller worden. Dan beginnen de tunnels. Voor mijn medepassagier een crime, maar mij maakt het niks uit. De langste is drie kilometer. Hoger, steeds hoger gaat het, tot het bord Tremosine, daar moet ik linksaf de berg op. Het begint met een stukje tweebaans, maar daarna vernauwt de weg tot eenbaans. De weg draait en zwaait om de bergwand heen, Er is geen enkel zicht van wat er aan komt. Ik heb hier een bloedhekel aan en zie het trauma voor me dat ik dertig jaar geleden in de bergen bij Idro heb meegemaakt. Ik hoor Daniëlla nog zeggen: 'Mijn popje heeft ook de ogen dicht'. Het zweet staat in mijn handen. Wie gaat erachteruit met een tegenligger? Ik moet de auto steeds in allerlei bochten naar voor en achter wringen, om weer vooruit te kunnen. Heb ik wel genoeg ruimte achter? Mijn leidsvrouw in bange dagen spreekt enkele bemoedigende woorden: 'Jij wilt terug'. Niet: 'Wil je terug?' Dat helpt echt. Welke van godverlaten idioot heeft in een boekje gezet dat we zonodig naar Tremosine moeten. Weet hij wel wat hij heeft aangericht? Dat kost me minstens twee jaar van mijn leven. Elke keer als er weer een tegenligger komt, hoor ik naast me gekreun. 'Ik schijt net zulke peuken als jij', bekent ze. 'Ik wist niet dat het zo hoog was.' Daar kan ik het mee doen. In de volgende S-bocht zet ik de auto stil. Het enige lichtpuntje is dat ik er straks - deo volente - een spannend verhaal over kan vertellen. We zijn nog drie kilometer van dat duivelse oord verwijderd. Er komt niets van boven en niets van beneden en ik keer de auto om dezelfde beproeving nog eens te ondergaan. Had ik nu maar een lange broek aangedaan toen ik de kerk bezocht. Mijn engelbewaarder had het erg druk met het regelen van het verkeer en om te zorgen dat ik mijn hersens bij elkaar hield. Ik ben hem eeuwig dankbaar en zal hem ter zijner tijd daarboven uitvoerig voor bedanken. Terug uit de gevarenzone stoppen we in Gargnona. (Je schrijft het gemakkelijker dan dat je het uitspreekt.) De parkeermeter is zoek maar na alle beproevingen die we net beleefd hebben, maakt ons dat niet meer uit. We staan voor een kerk, waar Maria van Altijddurende Bijstand meteen naar binnen huppelt. 'Je mag hier niet binnen met korte broek' staat er al weer in drie talen. Er is hier geen hond die 't ziet, maar ik wil geen risico meer lopen. 'Krijg de apostolische zegen, of iets dergelijks ' denk ik. 'Een hele doeltreffende manier om de mensen de kerk uit te jagen'. Tot zegen van de geestelijk herder van deze parochie, is hij er niet. Anders had hij van mij een donderpreek kunnen krijgen. Die moet ik nu maar bewaren voor de volgende gelegenheid. We wandelen langs de protserige villa waar eens een Italiaanse schreeuwlelijk - ene meneer Mussolini - domicili heeft gekozen. Eerst wil ik een alcoholische versnapering, om de schrik te boven te komen. Voor de afwisseling begint het te gieten. Dus eten we maar een pannino. 'Zat ik maar in Spanje dan maken ze daar wat lekkers van' denk ik. Het klaart weer op en we kunnen zo maar in de zon aan het meer zitten.
Onderweg naar onze schuilhut begint het weer te hozen. We spoelen zowat van de weg af. Ik rij achter de achterlichten van mijn voorganger aan in de hoop dat hij de goede kant uitgaat. In Saló kopen we nog maar een flink stuk zalmfilet om onze frustratie weg te eten. We zijn nog niet thuis of de zon begint onbedaarlijk te schijnen. De vogeltjes kwinkeleren in de bomen en det temperatuur stijgt naar 44 graden. Ga der maar aanstaan! Met ontbloot bovenlijf heb ik de erwtjes gedopt en de laatste halve liter witbier in mijn zompig lijf laten verdwijnen.
'Zullen we nog even Skypen', vraagt Ria na het eten. En zo tuffen we weer naar Baia d V. Ik zal de oplettende lezertjes de details van mijn gedachten besparen, die ik had toen het aftandse secreet waarop ik dit verslag schrijf, ten ene male weigerde om een verbinding met wat dan ook op internet tot stand te brengen. Het liefst had ik het kreng met kracht op de grond gedeponeerd en ten aanschouwen van alle gasten in het restaurant in de tegels geramd. Toen de stoom uit mijn oren begon te komen, heb ik resoluut de klep dichtgedaan. Onderweg lag dat misbaksel op de achterbank te piepen. 'Net goed', dacht ik. Ik krijg je nog wel als ik thuis al mijn tekst eraf heb gehaald.' Mijn vakantie een beetje vergallemiezen!
Nog een gratis advies mijnerzijds: 'Als je hoogtevrees hebt, ga dan niet naar Pieve di Tremosine'.
Dat was het weer voor vandaag.
De groetjes van Sjors en Sjimmie.

Geen opmerkingen: